We hebben het allemaal wel eens meegemaakt: een zadel dat op het eerste gezicht prima lijkt te liggen: recht op de rug, mooi in balans. Maar zodra je gaat rijden, begint het te klemmen. Of erger nog: het zadel schuift langzaam maar zeker naar voren, richting schouderbladen. En voor je het weet, zit je meer op de schouder dan op de rug.
De oplossing? Die leek voor de hand te liggen:
“We moeten zorgen voor meer schoudervrijheid!”
En dan volgt een zoektocht naar oplossingen. Teruggesneden kamer. Korte boompunten. Extra ruimte bij de voorkant. Het zadel wijder maken. Een bontje ertussen. Misschien zelfs een anatomisch singel. Alles in de strijd om die ‘vrijheid’ te creëren.
Maar wat bedoelen we eigenlijk met schoudervrijheid?
Vrijheid begint bij: een zadel dat blijft waar het hoort
Een zadel hoort achter de schouder te liggen. Niet erop, niet ervoor. En een paard verdient een zadel dat tijdens het bewegen op die plek blijft liggen.
Dat lukt alleen als alle onderdelen kloppen:
- een boom die past bij de vorm van de rug
- een boommaat die klopt bij de breedte van het paard
- een kussenkanaal en twistbreedte die bij het paard passen
- kussens die passen bij zowel boom als paardenrug
- en een singelsysteem dat het zadel op z’n plek houdt, zonder spanning te veroorzaken
- en een paard dat fysiek in staat is het zadel goed te dragen (zonder compensatie patronen door bijvoorbeeld hals-, rug- of achterhandsproblemen)
Als dat allemaal klopt? Dan hoeft er niets “vrijgemaakt” te worden, want het zit gewoon goed.
Waarom gaat het dan toch zo vaak mis?
In de praktijk zien we grofweg drie veel voorkomende oorzaken:
- Het zadel past niet (meer)
Soms is de boom te smal of juist te wijd. Of de boomvorm sluit niet aan bij de rug. De vulling klopt niet, of het singelsysteem trekt het zadel scheef. Het gevolg: het zadel zakt of schuift en komt tegen de schouder aan te liggen. - Het paard is veranderd
Paarden ontwikkelen zich. Maar het zadel blijft vaak hetzelfde. Wat ooit perfect lag, kan weken of maanden later klemmen of schuiven. Regelmatige controle en aanpassing zijn geen luxe, maar noodzaak. - Foute aannames bij het ontwerp
Om schoudervrijheid te creëren, wordt vaak gekozen voor teruggesneden of kortere boompunten, of een bredere boommaat. Maar dat werkt averechts. Een goed ontworpen boompunt ligt altijd achter het schouderblad – ook in beweging – en moet lang genoeg zijn om vanaf de ribbenboog de schoft te overbruggen. Is de boompunt te kort of is het zadel te wijd, dan zakt het zadel naar voren. En juist dat zorgt voor minder schoudervrijheid.
Sommige paarden zijn gewoon lastiger te passen
Hoewel een goed passend zadel in de meeste gevallen automatisch voor schoudervrijheid zorgt, zijn er ook paarden waarbij het nét wat ingewikkelder ligt. Denk bijvoorbeeld aan:
- een paard met veel ruggebruik, dat het zadel tijdens het rijden naar voren ‘duwt’
- een singelgroeve die ver naar voren ligt, terwijl het zadel juist naar achteren moet blijven
- of een neerwaarts gebouwde romprichting, waarbij zadels van nature makkelijker naar voren schuiven
In zulke gevallen is het extra belangrijk dat er nauwkeurig gekeken wordt naar alle onderdelen van het zadel: de vorm van de boom, de breedte van de boom, de vorm en vulling van de kussens en het type singelsysteem.
Geef je zadelpasser in dit soort situaties de ruimte om te testen en te finetunen. Soms is het even zoeken, en niet alles is in één consult opgelost. Maar met aandacht en precisie kom je vaak tot een oplossing die wél werkt en het paard de bewegingsvrijheid geeft die het nodig heeft.


















